Wiebe Bloemena werkt tussen IJsland en Twente door Peggie Breitbarth (2000)

Irreële herkenbaarheid Oldenzaalse illusionist.

Bloemena maakt gebruik van spiegelingen en omkeringen. Het begrip vorm en tegenvorm, die beide een betekenis kunnen hebben, maar nooit tegelijkertijd, wordt bij Bloemena ook associatief gebruikt. Schelpen, hard en omhullend, roepen de weke en meestal verdwenen inhoud die ze moesten beschermen in herinnering.

Twee tentoonstellingen, één in Hof 88 te Almelo(Puur Natuur) en één in De Reggehof te Goor(Kunstblik), bieden zicht op het werk van de Oldenzaalse schilder Wiebe Bloemena. Een schilder die vijftien jaar zelfstandig werkzaam is,daarin gesterkt door werkbeurzen(beroepskostenvergoeding) en stipendia. Ook zijn nominatie voor de Izaksprijs, nu vijf jaar geleden,is op te vatten als een blijk van erkenning door het officiële kunstcircuit. De laatste jaren kan Bloemena gebruik maken van het zogenaamd basisstipendium.

Beroepskostenvergoeding, werkbeurs, projectsubsidie en basisstipendium. Het zijn begrippen die de hedendaagse schilder net zo vertrouwd zijn als de traditionele kennis van olieverf, verdunners en doek. Met die traditionele kennis valt overigens ook wel wat te doen. Bloemena is sinds kort docent aan het Cultureel Centrum in Enschede. Voordat een schilder kan leven van de Verkoop van zijn werk, moet hij gewoonlijk een lange weg afleggen. Aanvulling op het inkomen blijft noodzakelijk en het is niet zelden de partner die er voor zorgt dat de kunstenaar ongestoord kan werken. Ongestoord werken doet Bloemena in zijn Oldenzaalse atelier. Toen hij indertijd aangelokt door het project Centraal Wonen met zijn gezin van Hengelo naar Oldenzaal verhuisde, moest hij op zoek naar een atelier aldaar. Samen met de andere Oldenzaalse kunstenaars investeerde hij veel tijd en energie om het tot dan toe onbekende fenomeen ateliervoorzieningen in de gemeente te realiseren. Nu heeft Oldenzaal zo’n plek: een overtollig geworden schoolgebouw aan de Jacob Catsstraat. Onder de naam SWOK (Stichting Werkgelegenheid Oldenzaalse Kunstenaars) is het plaatselijke artistieke potentieel gebundeld, hetgeen de laatste jaren tot verscheidene initiatieven, zoals de organisatie van tentoonstellingen en deelname aan manifestaties, geleid heeft. Om ongestoord te kunnen werken dienen ook de nodige maatschappelijke activiteiten te worden ontplooid.

Verwantschap
Waar het uiteindelijk allemaal om gaat is de kunst. Wat komt er terecht van vijftien jaar ploeteren in het atelier? Van steeds opnieuw beginnen, van hoge verwachtingen, vette tegenslagen, momenten van bevlogenheid, momenten van wanhoop, jezelf tegenkomen, het werk waarin je dacht vastgelopen te zijn opnieuw bezien en dan toch weer doorgaan. Regelmatig werd Bloemena gewezen op de verwantschap van zijn werk met dat van René Daniëls, een verwantschap waarvan hij zichzelf nauwelijks bewust was. Onlangs bezocht hij de overzichtstentoonstelling van Daniëls in het Stedelijk Museum te Amsterdam en kon hij zijn relatie met deze toonaangevende schilder van de jaren 1977-87 met eigen ogen schatten. Het resulteerde in het schilderij: Hommage aan Daniëls. We zien een hoed, één van de steeds weerkerende motieven van Bloemena, met daarop een strikje, een kenmerkend motief uit het werk van Daniëls. Dat strikje kan bij Daniëls de rol spelen van een opengeklapt drieluik en zelfs van een perspectivisch weergegeven tentoonstellingszaal. Daniëls was een zeer conceptueel werkend kunstenaar, die veel gebruik maakte van taal en de verschillen de interpretaties die een woord of een vorm soms toelaten. Ook Bloemena speelt met de meerdere interpretaties van een vorm, maar in tegenstelling tot Daniëls speelt taal bij hem nauwelijks een rol en is hij een puur intuïtief en overwegend in beelden denkend schilder.

Dat hij, al dan niet bewust, beïnvloed is door Daniëls is zonder meer duidelijk. Het werk van deze schilder heeft altijd sterk de aandacht getrokken, maakte deel uit van spraakmakende exposities en was, al was het dan maar in reproductie, steeds aanwezig in de bladen. Bovendien hield Markt 17 in Enschede in 1984, het jaar waarin Bloemena zijn studie aan de AKI afsloot, een tentoonstelling van zijn werk. De palingen en de mossels, echte Bloemena motieven, komen dan ook al in die tijd bij Daniëls voor. Dit alles maakt duidelijk dat het in de kunst zoiets is als met communicerende vaten. Bepaalde ideeën vinden net als het water hun weg en hun evenwicht.

Dromen
Ondertussen schildert Bloemena zijn eigen verhaal. Hij maakt niet echt een plan, hoewel hij de beelden tevoren wel bij zich draagt. Vaak zijn ze er in zijn dromen. Het dwangmatige van beelden die steeds terugkeren, zoals dat in een droom kan gebeuren, vindt men soms in zijn schilderij en. Alles is gebaseerd op eigen ervaringen en emoties maar hij probeert het te ontindividualiseren, een zekere algemeenheid te bereiken. Vaak gaat het om verschillende werelden die naast elkaar lijken te bestaan. Bloemena maakt gebruik van spiegelingen en omkeringen. Het begrip vorm en tegenvorm, die beide een betekenis kunnen hebben, maar nooit tegelijkertijd, wordt bij Bloemena ook associatief gebruikt. Schelpen, hard en omhullend, roepen de weke en meestal verdwenen inhoud die ze moesten beschermen in herinnering. Een hoed vraagt om een hoofd, wat er op Bloemena’s schilderijen meestal niet is. Een hoed werpt een schaduw, maar door die schaduw wit uit te sparen in plaats van donker af te schilderen, gaat de hoed zweven en krijgt bijna magische allure. Dit soort dingen zijn er aan de hand en de kijker wordt keer op keer aangesproken door de ongerijmdheid van de beelden. Want Bloemena schildert bij wijlen illusionistisch, dat wil zeggen: net echt. Het tafellinnen over een tafel vertoont bergen en dalen, als was het de imitatie van een sneeuwlandschap, maar de daarop liggende zonnebloemen zijn tastbaar.

IJsland
Bloemena schildert vanuit zijn hoofd. Alleen dan kan hij zijn fantasie de vrije teugel geven. Maar dat betekent niet dat hij niet eerst heel goed gekeken heeft en soms ook gebruik maakt van foto’s. Zoals bij het werk dat naar aanleiding van zijn recente bezoek aan IJsland ontstond. De rotsen, de natuur, de stomende gaten in de grond zijn honderd procent IJsland. Maar het totaalbeeld is een droombeeld. Onbestaanbaar, lokkend en dwingend. Of zoals een van zijn collega’s hem toe voegde: “Wiebe, je bent er weer in geslaagd een volkomen herkenbaar, maar tegelijkertijd volslagen irreëel beeld te scheppen.” Water speelt dikwijls een rol: de dubbele wereld van weerspiegeling en transparantie biedt voer voor de illusionist, die hij is. En naar aanleiding van IJsland komen stoom en wolken binnen zijn bereik. Wolken kunnen zich verdikken tot een beeld of juist uiteendrijven om in de uitgepaarde vorm een beeld te zien te geven. Het beeld van de hoed, het zijn twee schetsen, het gaat nog maar om een idee. De wolken kunnen zich ook verdikken en via associatie tot Iets heel anders leiden: tot een schaap bijvoorbeeld. Met deze voorbeelden wordt duidelijk hoe speels en wendbaar en poëtisch het visueel vermogen van Bloemena is. Tegelijkertijd biedt zijn werk aanknopings punten voor filosofische beschouwingen: over vol en leeg, over scheidslijnen, over vergankelijkheid.

Plein air
Waarom IJsland? Een reeks toevalligheden leidde daar naar toe. Het had ook Twente kunnen zijn. Het begon meteen uitnodiging van een moteleigenaar in Varena, Litouwen. Deze man biedt jaarlijks aan acht schilders uit verschillende landen een tiendaags werk-. excursie- en tentoonstellingsverblijf. De Plein air van 1997, waaraan Wiebe Bloemena met zijn Hengelose collega Nico Lootsma deelnam, viel zo goed bij de deelnemers, dat zij de bijeenkomsten voortzetten. In 1998 organiseerden de IJslandse deelnemers een treffen en afgelopen zomer waren deelnemers uit IJsland, Ierland en Denemarken te gast in Twente. Bijdragen van onder andere de provincie Overijssel en de gemeenten Hengelo en Oldenzaal maakten deze Plein air mogelijk. Er werd gewerkt in het atelier van Bloemena, zes ezels in een voormalig klas lokaal. Verrijkend en inspirerend noemt hij de confrontatie en coöperatie met de inmiddels goed bevriend geraakte kunstenaars (m/v) en hun zeer verschillende werk. Voor hemzelf was het reden het Twentse landschap met frisse ogen te bekijken. Aanvankelijk legde hij steeds uit dat het landschap vroeger veel mooier was met de goudgele rogge op de akkers. Maar wat bleek? De buitenlanders bleken juist zeer gecharmeerd van de maïs! Reden voor Bloemena om nu eens goed naar dat wonderlijke gewas te kijken. Het eerste schilderij met maïs staat in het atelier. Onnodig te zeggen dat de maïskolf een geheel eigen leven is gaan leiden. Volkomen herkenbaar, maar tegelijkertijd absoluut irreëel. Een echte Bloemena.